Personalia
Dr. Marga W.M. Akkerman-Zaalberg van Zelst
Ontwikkelingspsycholoog
Psycholoog Specialist NIP/Kind&Jeugd
Lid Specialist Vereniging Kinder- en Jeugd Psychotherapie
Klinisch psycholoog niet praktiserend
Gezondheidszorgpsycholoog niet praktiserend
Psychotherapeut niet praktiserend
Psychologisch onderzoek in juridisch kader
(o.a. omgangsproblematiek, ouder-kind contact blokkering) met als centrale vragen:
Wat heeft dit kind voor zijn/haar psychologische ontwikkeling nodig?
Wat hebben deze ouders voor hun opvoederschap nodig?
Het onderzoek
De wetenschappelijke ontwikkelingspsychologie is de basis voor de beantwoording van de vraag: wat heeft dit kind nodig? Daarin zijn van belang de cognitieve ontwikkeling, de sociaal-emotionele ontwikkeling en de lichamelijke ontwikkeling. Resultaten van onderzoek leiden indien nodig tot een plan van aanpak, gebaseerd op een hypothese over het ontstaan en de instandhouding van de zorgen over het kind. Dit is mogelijk na een of meerdere contact met het kind.
De ouders wort gevraagd om hun eigen levensloop te vertellen, de ontwikkeling van hun partnerrelatie, de levensloop van het gezin waarin het kind geboren werd. Vragen over de aanwezigheid van traumatische ervaringen maken deel uit van het onderzoek.
Rapportage
Over de bevindingen zal uitvoerig worden gerapporteerd. Deze worden eerst doorgenomen met kind en ouders, samen of apart. Hun reacties worden, behoudens feitelijke onjuistheden, niet in de rapportage opgenomen. De rechtszitting is de plaats waar de bevindingen aan de orde zijn. Op deze manier wordt het noodzakelijke onderscheid gemaakt tussen psychologische en juridische activiteiten.
Horen van het kind door de rechter
De visie van het kind wordt nogal eens gevraagd in een gesprekje van maximaal 20 minuten met de rechter. Ik ben van mening dat dit met de vereiste expertise moet gebeuren, i.e. een ontwikkelingspsycholoog dan wel pedagoog gespecialiseerd in de kinder- en jeugdpsychotherapie moet gebeuren. Een gesprekje met de rechter is niet te rijmen met het recht van het kind om zijn/haar mening zwaar te laten wegen bij de besluitvorming door de rechter. Het belang van een uitvoerig onderzoek naar de status van de psychologische ontwikkeling van het kind en wat nodig is voor de toekomst, heb ik uiteengezet in het artikel ‘Komt een kind bij de rechter’.
Second opinion
Onderzoek op basis van talrijke documenten in een casus waarin een ouder zich benadeeld voelt door jeugdbescherming of jeugdzorg. Alleen in samenwerking met een familierecht advocaat, vanwege het beschikbaar stellen van de gewenste documentatie. Vooraf wordt door mij een vraagstelling geformuleerd die door de second opinion beantwoord kan worden.
Tarieven
Uitgangspunt is een uurtarief van € 120,00 euro per uur. Daaronder valt alle directe en indirecte tijd die voor het onderzoekt gemaakt is, vanaf het moment dat de opdracht door mij is geaccepteerd. In de praktijk komt dat vaak neer op gemiddeld € 120,00 per pagina in het rapport. Om een idee te geven: een second opinion komt zelden uit boven € 1000,00; een onderzoek met ouder- en kind gesprekken overstijgt zelden € 2500,00. Vooraf kan een schatting worden gegeven.

Curriculum Vitae
Promotie in de psychologie
Opleider en supervisor Vereniging voor Kinder- en Jeugd Psychotherapie
Voorzitter opleidingscommissie Vereniging voor Kinder- en Jeugd Psychotherapie
Bestuurslid sector jeugd Nederlands Instituut van Psychologen
Woordvoerder Jeugdzaken NIP
Lid opleidingscommissie Nederlandse Vereniging voor Psychotherapie
Vicevoorzitter Nederlandse Vereniging van Vrijgevestigde Psychotherapeuten
Lid diverse congres- en symposiumcommissies
Dagvoorzitter ‘Complexe scheiding? Zorg dat je het vóór bent!’
Expert Opvoedrubriek in weekblad Margriet
Expert Opvoedrubriek NRC
Auteur respectievelijk coauteur diverse wetenschappelijke artikelen
Auteur respectievelijk coauteur diverse boeken voor ouders
In de media
Interviews aan Trouw, Volkskrant, NRC, De Groene Amsterdam, Financieel Dagblad, AD, radio en tv.
Contact
E-mail: info@margaakkerman.nl
Adres:
Bronsteeweg 34
2101AD Heemstede
"(Vereist)" geeft vereiste velden aan
NRC Opinie & Debat – 5 juli 2018
Kind bij scheiding nog steeds niet goed af.
Voor veel kinderen is de scheiding van hun ouders de ramp van hun leven. Het nest waarin ze zijn geboren, valt uit elkaar. In mijn klinisch-psychologische kinder- en jeugdpraktijk behandelde ik de afgelopen veertig jaar gemiddeld vier kinderen per week die in hun ontwikkeling geremd werden tijdens en na de scheiding van hun ouders. Mij werd duidelijk dat een kind-in-scheiding een enorme prestatie moet leveren om zich te blijven ontwikkelen ‘alsof er niets aan de hand is’. Ouders blijken bij een scheiding nogal eens hun ouderrol uit het oog te verliezen, door hun eigen belang in de nieuwe situatie centraal te stellen en van hun kind te verwachten dat het zich daaraan aanpast.

Een voorbeeld: met een jongen van 14 besprak ik de mogelijkheid van een overleg samen met zijn beide ouders. Hij antwoordde: „Als ik zou zeggen dat ik liever bij mijn moeder woon, trekt mijn vader wit weg. Als ik zou zeggen dat ik bij mijn vader wil wonen, trekt mijn moeder wit weg. Daarom zeg ik fifty-fifty”. Ik: „En meen je dat ook?” Hij: „Nee, maar het is een oplossing.”
Het is een antwoord dat door kinderen makkelijk gegeven wordt. Bij gebrek aan expertise wordt dan niet doorgevraagd, terwijl er op het ogenschijnlijk neutrale antwoord wel de nieuwe situatie in de scheiding wordt gebaseerd. Voor het kind betekent dat vervolgens een voortdurend zich moeten aanpassen aan een situatie waarover hij niet eerlijk durfde te zijn.
Ongewenste gang van zaken.
Dat dit voor een kind-in-scheiding een ongewenste gang van zaken is, lijkt inmiddels ook tot de Tweede Kamer doorgedrongen. Het ‘Platform Scheiden zonder Schade’ werd ingesteld, op gezag van de ministeries Justitie en Veiligheid en Volksgezondheid, onder leiding van voormalig gezinsminister André Rouvoet. Zijn verslag werd gepubliceerd in februari 2018 met als titel: ‘Scheiden… en de kinderen dan?’ Gesproken was onder anderen met vertegenwoordigers van de Raad voor de Rechtspraak, de Raad voor de Kinderbescherming en de Vereniging Familierecht Advocaten Scheidingsmediators.
Opvallend, omdat deze drie gezelschappen niet bekendstaan om hun gespecialiseerde kennis van kinderen. Opvallend ook omdat de beroepsverenigingen waar men wél verstand heeft van kinderen-in-scheiding niet op de lijst voorkomen: het NIP Sector Jeugd (psychologen), de VKJP (wetenschappelijke vereniging voor kinder- en jeugdpsychotherapeuten) en de NVO (orthopedagogen).
Lappendeken
Gestimuleerd door het verslag is in maart door de rechtbanklocatie Zwolle een pilot gestart met het invoeren van het zogeheten ‘bruggesprek’, waarin scheidende ouders hun kinderen betrekken bij het opstellen en regelen van zorgtaken. ‘Door dit te doen moeten ouders met hun kinderen in gesprek gaan en daarbij op de reacties van hun kinderen letten’, staat er in een persbericht op de site Weblog Zwolle. In mei werd het uitvoeringsprogramma ‘Scheiden zonder Schade’ aangeboden aan de Tweede Kamer door de ministers Sander Dekker en Hugo de Jonge. Een lappendeken van voorstellen en actieplannen en vraagtekens bij de positie van het kind.
Ondanks de inzet en het enthousiasme waarmee er plannen worden opgesteld, waag ik het te voorspellen dat het doel van de Rouvoet-exercitie niet gehaald zal worden. Om de schade voor kinderen-in-scheiding te beperken is het belangrijk dat je de wensen en behoeften van het kind over de nieuwe situatie kent én centraal stelt bij de vormgeving daarvan. Praten over kinderen is makkelijk, praten mét kinderen veel moeilijker. Een kind ziet elke volwassene als iemand die hem wil opvoeden. Ouders, ouders van vriendjes, leerkrachten, de dokter, opa’s, oma’s: het zijn allemaal volwassenen die zeggen wat je wel en niet mag. Een volwassene die met het kind in gesprek wil over de scheiding, wordt door het kind dus ook gezien als opvoeder. Een kind vertelt aan opvoeders gewoonlijk wat die horen willen.
Om te weten wat een kind echt denkt en vindt, moet de volwassene eerst een vertrouwensrelatie met het kind kunnen opbouwen. Deze vaardigheid is het terrein van psychologen en (ortho)pedagogen gespecialiseerd in de kinder- en jeugdpsychotherapie. Een goede attitude luistert nauw. Opmerkingen als ‘wat heb je goed je best gedaan’, of ‘denk er nog maar even rustig over na’ zijn uitspraken die volwassenen als vanzelf uit de mond rollen, maar door het kind als opvoederstaal gehoord worden. Aan zo iemand ga je als kind niet vertellen wat je ten diepste bezighoudt over de scheiding en de toekomst.
Wat vindt het kind écht?
Want dat is waar het om gaat: wat vindt het kind écht? Aan de Jeugdzorg kan dat niet overgelaten worden. De Jeugdhulpverlener en de Jeugdbeschermer worden door de overheid onterecht gezien als de deskundigen in de Jeugdzorg. Voor een betrouwbaar gesprek met een kind hebben zij de vereiste attitude en technieken niet geleerd. Hetzelfde geldt voor juristen. De kans op schade in de emotionele ontwikkeling van kinderen en jeugdigen zal door de bemoeienis van deze quasi-experts eerder groter worden dan kleiner. Kinderen verdienen de beste specialisten, hun ouders ook. Een pilot waarin psycholoog-family mediators en kinderpsychotherapeuten de handen ineenslaan, zou wel eens tot veel betere resultaten kunnen leiden dan een ‘bruggesprek’.
Dr. Marga Akkerman is klinisch psycholoog en psychotherapeut voor kinderen en jeugdigen.
Ouder-kind contact blokkade geeft géén rust
Dr Marga Akkerman-Zaalberg van Zelst, ontwikkelingspsycholoog

(© Pascal Peris)
Als een kind voor één ouder ‘kiest’ en de andere ouder niet meer wil zien, wordt vaak geopperd dat dit is omdat het kind dan rust heeft. Ontwikkelingspsychologisch gezien is dit geen valide argument. Kinderen zijn verlost van de ruzies, en dat geeft inderdaad wat rust.
Maar kinderen denken heel vaak aan beide ouders, ook aan die ouder die niet gezien wordt. Niet hardop, maar zachtjes in zichzelf. Met vragen als: ‘Hoe zou het met mama gaan. Zou ze ons missen? Straks is het Moederdag, en we willen/mogen haar niks sturen. Zou ze boos op ons zijn? Wat zou papa ervan vinden als ik aan haar denk en haar soms toch wel mis?’ Dergelijke vragen blijven onbeantwoord in die quasi-rust periode. Want kinderen willen het hun vader niet lastig maken. Of als vader niet gezien mag worden: ‘Zou hij trots op mij zijn als hij weet dat ik een heel goed rapport heb? Ik zou het diep in mijn hart best fijn vinden als hij bij een voetbalwedstrijd komt kijken. Wat zou ik hem graag vertellen dat ik zo’n leuk nieuw vriendje heb! Zou hij nog wel eens aan mij denken? Mama zegt dat hij onbetrouwbaar is en dat is ook wel zo, hij heeft mij in de steek gelaten. Ik doe erg mijn best om hem niet te missen, en mij niet schuldig te voelen.’
Doordat de gedachten aan de andere ouder niet meer getoetst kunnen worden, weet het kind niet meer wat het denken moet of kan. Geeft dat rust? Vergeet het maar.
Hoe kinderen naar de waarde van hun ouders kijken, verschilt per leeftijdsfase.
- Van baby tot aan de overgang van de puberteit is een kind maximaal op zijn ouders gefocust, en 100% afhankelijk van hun goedkeuring en afkeuring.
- Rond het 10 e jaar komen de eerste barstjes in deze afhankelijkheid. Er komt nieuwsgierigheid naar de afwezige vader/moeder. Er komen vragen over het nest waarin ze zitten. Kinderen van die leeftijd vragen zich nogal eens af of ze misschien geadopteerd zijn?
- In de puberteit, vanaf 12-13 jaar, kan een kind het gedrag van de ouders in categorieën gaan onderbrengen. Ouders krijgen eigenschappen toegeschreven, bijvoorbeeld als streng, of toegeeflijk. In de puberteit gaat daardoor ook de identiteitsontwikkeling van het kind richting autonomie betekenis krijgen. Contact met leeftijdgenoten helpt daarbij. Belangrijke vragen voor deze leeftijd: wil ik op mijn ouders lijken, of juist niet? Wil ik op mijn moeder lijken die ik nooit meer zie? Wil ik op mijn vader lijken die ik nooit meer zie? Denk je eens in de situatie van zo’n puber in, waar moet hij of zij het zoeken?
- Ondanks de toenemende invloed van leeftijdgenoten blijven ouders voor hun kinderen de belangrijkste personen om zich mee te identificeren. Is het een kind verboden een van de ouders te waarderen, dan moet een kind energie steken in het niet laten bovendrijven van de verboden ouder. Energie moeten stoppen in het afremmen van een normale ontwikkeling, kost energie die niet voor andere ontwikkelingsterreinen beschikbaar is.
- Tussen de twintig jaar en dertig jaar gaan kinderen, als jong volwassenen, hun ouders beoordelen op de mate waarin zij contact met die ouders voor de lange termijn willen houden, en op welke manier. Het wil nog wel eens gebeuren dat als een kind bij de verzorgende ouder op afstand komt, contactherstel met de afgewezen ouder volgt. De andere ouder is dus niet vergeten.
- Tegen de veertig wordt door veel volwassenen de balans opgemaakt over de invloed van de ouders op de eigen opvoeding en wat men daarvan wil overnemen in de opvoeding van de eigen kinderen.
Dat de ene ouder het kind passief of actief aanmoedigt om de andere ouder uit zijn leven te bannen, betekent dus dat het ontwikkelingspsychologisch normale proces in de relatie tussen kind en ouder niet kan plaatsvinden. Het kind heeft onvoldoende gelegenheid gekregen zich een beeld over de andere ouder te vormen, en de fases in zijn ontwikkeling over de waarde van die ouder voor hemzelf niet kunnen doorlopen. Het geeft geen rust, het maakt een kind kwetsbaar voor emotionele scheefgroei en een ontwikkelingsstoornis.
Het contact tussen kind en ouder blokkeren kan op basis van feiten omtrent onveiligheid noodzakelijk zijn. Maar wie vanwege emotionele onmacht of onvoldoende kennis van zaken een ouder uit het leven van een kind verwijdert, werkt mee aan de ontwikkeling van schade bij dat kind. Er is gespecialiseerde hulpverlening beschikbaar om het tij te keren.
Heemstede, juni 2024